woensdag 9 juli 2008

NATIONALISME EN REALITEIT

Het begrip realiteit verwijst naar de feitelijkheid der zaken. Wanneer dingen bestaan in de menselijke waarneming zijn ze reëel. Het bestaan van de realiteit is op zich onbetwistbaar[1]. Velen kennen echter aan de realiteit een argumentatieve waarde toe. De Belgische politiek reikt ons wat dat betreft talloze voorbeelden aan. Omdat “Vlaamse” en “Waalse” partijen verschillende oplossingen hebben voor dezelfde problemen moeten federale ministeries verdwijnen. “Vlaamse” partijen denken blijkbaar per definitie hetzelfde. “Dien niet dezelfde medicatie toe voor twee verschillende kwalen”. “Wat we zelf doen, doen we beter”. Het is duidelijk dat deze redeneringen voortvloeien uit een “werkelijkheid” die vooraf afgebakend is, niet uit de werkelijkheid an sich.

Immers, de werkelijkheid op zich is een complex weefsel waarin men als politicus rekening moet houden – of zou moeten houden – met alle maatschappelijke strata, leeftijdscategorieën, territoria enz. Laten we bij wijze van voorbeeld de Belgische werkelijkheid bekijken waarin nationalisten door de onophoudelijke polarisering van een “Vlaanderen” tegenover een “Wallonië” de mensen dwingen de realiteit door een (taal)nationalistische bril te laten bekijken. Voor nationalisten in België echter wordt de werkelijkheid blijkbaar uitgedund tot een binair gegeven, louter bestaand uit een “Vlaanderen” en een “Wallonië”. Grafieken en cijfertabellen tonen aan hoezeer deze entiteiten zouden verschillen. Bij transferberekeningen zoekt men uit of de Zuid-Belgen nu grote of kleine dieven zijn. Het systeem moet niet verbeterd, maar afgebroken, gedefederaliseerd, geregionaliseerd, gecommunautariseerd, gesplitst of opgedeeld worden. Aan termen geen gebrek. Maar sinds wanneer zijn (echte of vermeende) verschillen een criterium tot opdeling van een rechtsstaat?

Men dient de herauten van het “reële denken” erop te wijzen dat België staatkundig niet is samengesteld uit “Vlaanderen” en “Wallonië”[2]. Wel uit drie gewesten, drie gemeenschappen, tien provincies en 589 gemeenten. Zodoende merkt men dat het spreken van een “Vlaamse” en een “Waalse” realiteit een vertrekpunt is dat alvast niet in de Belgische Grondwet verankerd zit. In wat dan wel? In een taalgrens? Wat dan met Brussel, wat met de Duitstalige Gemeenschap? Wat met taalkundige minderheden?

Abstractie daarvan makend is het nog steeds niet duidelijk waarom, ook al zouden inderdaad “Vlaanderen” en “Wallonië” op àlle vlakken zeer sterk van elkaar verschillen – en zulks dient dan nog bewezen te worden – deze feitelijke vaststelling een politieke conclusie zou moeten worden getrokken. Is een beleidsdifferentiatie per taalregio in verzoening met de gedachte van Europese eenmaking in federalistische of in democratische zin? Met globalisering? Is ze in overeenstemming met de democratie als rechtssysteem? Met de wil van de bevolking? Hoe zal ze leiden tot een betere, meer rechtvaardige, socialere, ethischere enz. politiek? Hoever kan men gaan in de splitsing? Vandaag taalregio’s, morgen provincies, steden of – waarom niet – wijken? In Zuid-Afrika geloofde lange tijd de leidende klasse dat “ras” het criterium moest zijn voor opdeling tussen mensen. Voor de Belgische taalnationalisten is “taal” dat criterium.

Maar waarom en hoe rechtvaardigen verschillen die steeds weer tussen twee identiek dezelfde gebieden worden vastgesteld de opdeling van een meertalige democratie? Moeten we rekening houden met de grootte van de “rëele” verschillen? Wie gaat die vaststellen? Zo dit mogelijk en wenselijk is, moeten dan ook andere landen, al naar gelang van de grootte van de verschillen zich opdelen in verscheidene staten?[3] Dat het om méér dan loutere verschillen alleen gaat, dat de verschillen op zich eigenlijk niet de echte reden zijn voor opsplitsing moge blijken uit de veelvuldige verklaringen van nationalistische leiders aangaande de Belgische sociale zekerheid. Wanneer bepaalde verschillen aanwezig zijn, spreekt men over de verschillen in het heden, de onverantwoorde geldtransfers, de inefficiëntie die zich vandaag voordoet als een fundamentele reden tot scheiding. Wanneer deze verschillen in een sector worden verkleind, of zelfs geheel weggewerkt, heet het dat er nu niets meer de arme regio in de weg staat om, net als de rijkere, een eigen beleid op maat te voeren. Of dan nog moet er “maatwerk” gevoerd worden dat in het verlengde ligt van de eigen noden, problemen, van de eigen “aard”.

Nationalisten doen aan werkelijkheidscontrole. Het epicentrum van hun gezichtsveld is hun regio. Met het oog op de toekomst, zo zegt men. Om “Vlaanderen” een topregio te laten blijven en nog hoger op te doen klimmen. Voor de welvaart van “Vlaamse” kinderen, van “Vlaamse” toekomstige generaties. Om een duurzaam en op maat gesneden beleid vandaag en morgen te voeren voor en door “Vlaanderen”.

Men splitst de realiteit mentaal op, in België ontdubbelen nationalisten alle feitelijkheden tot een “Vlaams”, c.q. “Waals” gegeven. Geen Belgische, maar “Vlaamse” kust, geen Belgische, maar “Waalse” wapens, geen Belgisch maar “Vlaams” toerisme enz. Deze mentale opsplitsing is noodzakelijk alvorens structuren worden gesplitst. We botsen hier op een eigenaardig wezenskenmerk van het nationalisme. Enerzijds is deze ideologie er toe in staat om landelijke of zelfs globale gebeurtenissen te regionaliseren en te communautariseren. Belgische steden worden plots “Vlaamse” en “Waalse” steden. Anderzijds worden lokale problemen geregionaliseerd of gecommunautariseerd: de Antwerpse haven wordt een “Vlaamse” haven, de Ardense wouden worden “Waalse” wouden. Maar die propagandistische opsplitsing van de realiteit is niet alleen gericht op het verwezenlijken van (vaak vage) toekomstdromen. Ze is ook geworteld in het verleden, of althans wat nationalisten van het verleden maken.

En dat verleden is zeer belangrijk voor nationalisten. Steevast zullen ze verhalen opdissen over hun roemrijk verleden. Ze zijn zogezegd geen nostalgici, maar zien in de feodale Guldensporenslag een nationalistische strijd avant la lettre. Omdat Brussel vroeger “Vlaams” was en de Elzas vóór 1870 Frans moet vandaag Brussel opnieuw in “Vlaamse” en de Elzas opnieuw in Franse handen komen. Omdat “Vlamingen”, Esten, Polen, vroeger zgn. vernederd werden, zijn de “Waalse” en Franstalige of Russische politici vandaag nog steeds imperialisten. Hun volksaard verandert niet zegt men. Wat is een volksaard? Zijn de Duitsers de voortbrengers van Bach en Schubert, nazi’s, militaristen of harde werkers? Geldt dit vandaag, vroeger, morgen, altijd? Is het van belang? Levert een verleden dat niet meer bestaat feitelijke argumenten op? Moeten de Zuid-Afrikanen, de joden... vandaag de Britten en Duitsers ook met gelijke munt terugbetalen, wantrouwen, minachten omwille van ‘het’ verleden? Moeten de Amerikaanse zwarten geen wraak nemen tegen de blanken die hen zolang vernederd hebben en een eigen staat opeisen? Idem voor de Amerikaanse indianen. Moeten protestanten en katholieken vandaag ervoor kiezen om verschillende staten op te richten, omdat men dit honderden jaren geleden als ‘vanzelfsprekend’ aanzag? Honderden jaren terug dacht men ook dat het volstrekt onmogelijk was voor katholieken en protestanten om in één staat samen te leven. Waarom kan dat verschil overbrugd worden en zelfs gebanaliseerd en het taalverschil niet?

Naast de feitelijke compartimentering van de realiteit en haar zogenaamde wortels in het verleden valt ook de onaantastbaarheid ervan op. Niet alleen het binaire heden en verleden liggen volgens “Vlaamse” en francofone nationalisten vast, maar ook de binariteit van de toekomst. Hun tegenstanders wordt geantwoord dat hun strijd reactionair is (wat op zich al opmerkelijk is), maar ook bij voorbaat verloren. Immers: de splitsing van België “staat in de sterren geschreven”. “De staatshervormingen moeten doorgaan”. Om alle bovenvermelde redenen. Een debat aangaan is vanuit nationalistisch oogpunt onmogelijk. Van wat moet de andere overtuigd worden? Van vroegere onrechten? Van de juistheid van een tweeledige (ergo nationalistische) analyse? Van de onoverbrugbaarheid van verschillen wier overbrugbaarheid geen rol speelt (supra)? Van de nood het historisch proces vooral niet tegen te werken? Een denkstroming die a priori het heden opeist, maar ook het verleden en de toekomst op basis van kenmerken (i.e. verschillen, gelijkenissen, aard, eigenheid, “ras”, afkomst...) die aan de menselijke wil ontsnappen is totalitair omdat door haar denken elke kritiek bij voorbaat ongewenst is. Noch vroeger, noch vandaag, noch morgen kan men immers de “Vlamingen” meer “Vlaams” maken, de “Walen” meer “Waals”, de Brusselaars meer Brussels. Meningen kunnen veranderen, feitelijkheden niet. De grootste misdaden zijn in de naam van de vaststaande realiteit gepleegd. In de naam van een onaantastbare realiteit opereren terroristen, legers, dictators en potentaten.

Daarom heeft nationalisme veel last met democratie. Mensen die andere meningen verdedigen, inclusief mensen van dezelfde groep, worden zoveel mogelijk het zwijgen opgelegd of worden beschimpt en persoonlijk vernederd. Het al dan niet werkelijke onrecht dat een deze nationalisten wordt aangedaan, wordt disproportioneel uitvergroot om de eigen strijd compromisloos te kunnen verderzetten. Elk vergelijk dat eventueel toch dient gevonden te worden, wordt al op voorhand als een nederlaag beschouwd en de verantwoordelijken voor die toegeving uit de eigen groep worden aan de schandpaal genageld. Nationalisme houdt niet van compromissen. Het is alles of niets. Hoogstens worden tactische keuzes getolereerd, zoals de regionalisering en communautarisering die aan de uiteindelijke splitsing van België voorafgaan. Nationalisten die dit soort compromissen nastreven, worden door nog radicalere nationalisten uitgescholden voor “verraders”. Het beste voorbeeld is de verhouding in België tussen het Vlaams Belang en de tactisch “meer gematigde” N-VA. Er zijn ook geen nuances. Het is zwart of wit. Relativeringszin is de nationalisten vreemd. En dat maakt de aanhangers van nationalisme zo agressief en negativistisch. Mensen die hen bekritiseren, zullen hen niet kunnen overtuigen, zeker niet als ze van de groep zijn die bestreden wordt (bijvoorbeeld Franstalige Belgen die kritiek hebben op Vlaams-nationalisten). Hun argumenten zijn voor de nationalisten waardeloos. Mensen uit dezelfde groep die kritiek leveren op de nationalisten worden – zoals gezegd – aanzien als domme mensen en zelfs verraders, ook al zullen sommige nationalisten toch nog proberen deze “afdwalers” terug op het goede pad te brengen. Was zoiets ook niet gebruikelijk voor “ketters” gedurende de godsdienstwisten?

Als de hele realiteit louter vanuit de “nationale” eigenheid, of wat daarvoor moet doorgaan, bezien wordt, mogen “volksvreemden” anders behandeld worden. Zulke realiteitsbehandeling mag en moet in vraag gesteld worden. Zij die deze wereldbeschouwing huldigen moeten bestreden worden op grond van humane, democratische, solidaire, liberale, christen-democratische, ecologistische, Europeesvoelende, kortom universalistische gevoelens, op basis van de paradoxale eigenheid van de mensheid zelf: de intrinsieke schoonheid eigen aan het verschil dat elke aardbewoner uniek maakt. Argumenten als: “je kan dat niet vermijden, de nationalisten zullen triomferen” getuigen van intellectuele zwakte. Evengoed kan men dan voor oorlog pleiten, omdat oorlog onvermijdelijk is.

We zullen afstand nemen van de politieke actualiteit om de menselijke realiteit en haar drijfveren kort te bestuderen. Stilstaan bij de geschiedenis is nuttig. Zeker in tijden van versnelling is het een rustpunt. Laten we eens afstand nemen van onze beperkte perceptie en redeneren in termen die het menselijk bevattingsvermogen zoniet overstijgen, dan wel tarten. Het heelal bestaat 13,5 miljard jaar. Het is gevuld met meer dan 100 miljard sterrenstelsels. Onze melkweg is een betrekkelijk klein deel van één sterrenstelsel, waarvan de planeten draaien rond wat wij de zon noemen. Onze aarde is 4,5 miljard jaar oud[4]. Het leven op deze planeet is wellicht 4 miljard jaar oud. Pas 60 miljoen jaar geleden ontstonden primaten, de rechtstreekse stamvaders van de mens. 2 Miljoen jaar geleden ontstond de mens, 200.000 jaar geleden de moderne mens. De evolutie van de moderne mens beslaat dus nog geen 5% van het bestaan van de aarde en minder dan 0.002% van de geschiedenis van het heelal.

0.002% is oneindig weinig. Ter vergelijking: op 1/50.000ste van een gemiddeld mensenleven wordt een foetus een embryo. Het heelal, de aarde kunnen zonder de mens. Een vrouw kan zonder foetus. De mens kan echter niet zonder de aarde, zeker niet met zijn huidige beperkte technologie. Nederigheid is gepast, zorg voor iets kwetsbaars als de mens ook. In die optiek is het ongelooflijk dat de mens er maar niet in slaagt nederig te zijn en steeds weer nieuwe conflicten genereert tegen zijn eigen ras. Nochtans kent hij zijn eigen recente verschijning in de kosmos, zijn vergankelijkheid en weet hij dat anderen ongeacht hun moedertaal of afkomst in staat zijn dezelfde emoties te ervaren als hemzelf. Maar hoeveel eenheid de mensheid ook toont, steeds zullen er letterkundigen, filosofen, politici, opiniemakers, journalisten enz. zijn die bepaalde zichtbare verschillen “vaststellen”, overdrijven en uitbuiten. Is het sterker dan henzelf? Zijn ze gefrustreerd om hun eigen kleinheid en voelen ze de nood om deel uit te maken van een uitgevonden groep? Misschien heeft elke mens nood om ergens tégen te zijn en slagen nationalisten er niet in deze agressie te kanaliseren naar hun sinistere doeleinden toe.

Van waar komen we? Wat doen we hier? Waar gaan we naartoe? Misschien zijn dit wel de drie meest fundamentele vragen die het menselijk wezen zich kan stellen. De eerste twee vragen hebben een indirect praktisch nut. De boeddhist die gelooft dat hij gereïncarneerd is, zal zijn best doen om het in zijn huidige leven het beter te doen teneinde in een hogere fase te incarneren. De protestant die gelooft dat God hem schiep met een vooraf bepaald doel zal pogen door de materiële en spirituele rijkdom die hij gedurende zijn aards leven vergaart te bewijzen dat hij overeenkomstig Gods plan handelt. De atheïst kan door zijn geloof in de mensheid zelf humaan zijn. Uiteindelijk zijn de meeste, zoniet alle mensen voornamelijk gericht op de wereldse realiteit. Elke mens is in staat tot het vellen van een rationeel oordeel. Elke mens kan verdriet en vreugde voelen, bij hemzelf, maar ook bij de andere. Gelovigen en ongelovigen zijn hiertoe in staat. De kracht tot medeleven is één van de merkwaardigste kenmerken van ons ras.

De realiteit kan maar bestaan wanneer er mensen zijn. Tot nog toe is de mens het enige wezen waarvan we met zekerheid weten dat hij redelijk kan denken, dat hij oog kan hebben niet alleen voor het heden, maar ook voor het verleden en, vooral, voor de toekomst. Hij kan het verleden, het heden en de toekomst ook gebruiken of vervormen. Een paar ogenblikken geleden hadden we het over menselijke eenheid. Toch blijkt dat de mens in de praktijk verdeeld leeft. Verdeeld in sociale strata, verdeeld in culturele sferen, verdeeld in staten. Men kiest niet bij geboorte voor verdeeldheid. Men kan ze wel pogen op te heffen. De Westerse mens wordt geboren in een staat, hij leeft er, hij sterft er. Hij kan van staat verwisselen, maar steeds zal men hem wijzen op zijn staatsaanhorigheid. Arbeiders kunnen burgers worden, theaterspelers filmacteurs. Maar niemand kan zich ontdoen van staatsaanhorigheid, tenzij hij rechteloos verkiest te zijn. Staatsburgerschap is dus bijzonder sterk. Met staten kan men spotten, maar niet met het wezen van “een” staat zelf. Nationalisme wordt gevreesd, geminacht, geminimaliseerd... maar hoe vaak wordt deze continüe toestand van het bestaan van de staat op zich bespot?

Een staat is een territorium met mensen en een gezag, dat wetten uitvaardigt en die ook verplicht kan maken omdat het die mensen ook kan straffen indien ze de wetten niet naleven. Dat gezag of die overheid doet aan politiek.[5] In elke staat bestaat politiek, hetzij in haar openbare vorm, in haar democratische uiting, hetzij heimelijk in dictaturen of in totalitaire regimes. Politiek regelt het leven van de burgers. Spanningen ontstaan wanneer de burgers het niet eens zijn met de politiek die wordt gevoerd of wanneer vertegenwoordigers menen in de naam van een afgebakende entiteit een “volkseigen” politiek te mogen voeren. Deze spanningen kunnen binnenstaats zijn, maar kunnen zich ook afspelen tussen staten.

Het streven van socialisten, christen-democraten, liberalen en ecologisten wil in principe elke mens gelukkiger maken. Elke mens moet meer gelijk zijn, meer verbonden, meer vrij, meer voeling hebben met de natuur volgens deze grote, Westerse ideologieën. Zelfs ideologiëen die de Westerlingen als barbaars omschrijven, zoals het islamisme[6], meent dat het alle wereldburgers in principe kan overtuigen van haar idealen. Een politieke ideologie is er inderdaad in wezen op gericht om individuen te overtuigen, om hen lid te maken van hun ideeëngoed. Zo ontstaan partijen. Slechts één gedachtestroom en haar uitspattingen vormt hier een uitzondering op: het nationalisme.

[1] We gaan hierbij uit van het filosofisch aanvaarde standpunt dat er buiten de mens een tastbare werkelijkheid bestaat.
[2] Velen schijnen zelfs te vergeten dat deze termen niet eens in de Grondwet staan.
[3] En wie legt het tijdstip vast waarop deze verschillen worden opgetekend ? Wat als er gelijkenissen zijn?
[4] Dalrymple, G.B. The Age of the Earth, California: Stanford University Press, 1991.
[5] Van het Griekse woord “polis” dat stad(staat) betekent.
[6] Is er sedert 1789 een andere ideologie ontstaan?

Geen opmerkingen: