zaterdag 12 juli 2008

DEMOCRATIE IN ALLE TALEN

In hun opiniestuk zetten drie Jong N-VA’ers onlangs op deze bladzijden hun maatschappijvisie uiteen (De taal van de Vlaming, De Morgen, 11.09.07). Centraal in hun betoog staat dat taal een dominante factor is in het opbouwen van soevereine staten. Ironisch genoeg is hun gedroomde republiek Vlaanderen zélf niet eentalig, maar huisvest het honderdduizenden Franstaligen in Brussel en de Rand eromheen. Een meertalig België kan niet, een meertalig Vlaanderen blijkbaar wel. De collectieve identiteit die taalhomogene staten zou scheppen leidt volgens hen tot meer democratie en meer solidariteit. Taal is inderdaad een communicatiemiddel. Maar meertalige politieke staten bestaan en functioneren ook. Denken we maar aan Zwitserland, Luxemburg en Canada. Zijn deze staten niet “democratisch en solidair”? Meer nog, zal het splitsen van de sociale zekerheid, hetgeen bij het uiteenvallen van België uiteraard zal gebeuren, leiden tot méér solidariteit? Of heeft enkel het zogenaamde eigen volk recht op solidariteit?

De toekomst zal hoe dan ook leiden tot meer meertalige organisaties, parlementen, structuren en contacten. In de huidige EU worden niet minder dan 23 talen officieel erkend. In Europa bestaan slechts twee taalhomogene staten (Portugal en Ijsland). Er is dus nog veel werk aan de winkel voor nationalisten. Het is hoogst twijfelachtig of een EU, gegrondvest op een paar hondertal soevereine taalregio’s, makkelijker te besturen zal zijn dan de huidige Unie.

Met eentalige partijen, parlementen, vakbonden en drukkingsgroepen kan niet in Europese, laat staan in globale context aan democratische besluitvorming gedaan worden. Diegenen die het tegendeel beweren, zoals de N-VA, en weigeren de structuren aan te passen aan de grotere politieke dimensies van onze wereld plaatsen zichzelf buiten het democratische spel. Zij doen zich graag voor als eerbare Europeanen, maar het Europa dat zij wensen is geen democratische unie, maar een contractueel verband tussen onafhankelijke entiteiten. Een Europa van 19de eeuwse natiestaten dus, een “ideaal” dat de auteurs nochtans met klem ontkennen na te streven. Die onafhankelijke staten bevinden zich in een diplomatieke verhouding. De diplomatieke besluitvorming die uit deze positie voortvloeit, kennen we in België ook. Denken we bijvoorbeeld aan de bestaande overlegcomités die niet door de burger ter verantwoording kunnen worden geroepen en het door de auteurs erkende democratische deficit dat hieruit voortvloeit.
Het is voorts opmerkelijk dat de auteurs het individu dat één aspect van zijn identiteit zijn leven laat bepalen omschrijven als een fanaticus, daar waar zijzelf het hele politieke leven herleiden tot een unidimensionaal “talig” gebeuren. Zij omschrijven zichzelf met andere woorden, ongewild wellicht, als politieke fanatici. Tegenstellingen tussen links en rechts, mannen en vrouwen, stad en platteland enz. immers zijn om één of andere reden ondergeschikt aan de taal die Vlamingen verbindt. Het communicatiemiddel wordt een politiek instrument dat alle andere andere facetten onderdrukt. België telt twee publieke opinies: een Vlaamse en een Waalse. Alsof de Nederlandstalige Belgen het over alles eens zijn. Behoort het omgaan met verschillen niet net tot de kerntaak van een democratie?

Wat opvalt in nationalistische betogen als deze is dat ze benadrukken dat België vandaag geen meerwaarde meer biedt voor Vlaanderen. Meerwaarde in wat? In geld, macht of aanzien? Welke “meerwaarde” biedt Limburg voor Antwerpen? Deze hele theorie is bijzonder asociaal. Wie doorredeneert kan op basis hiervan alle zwakkeren en hulpbehoevenden eenvoudigweg uit de samenleving verstoten, omdat ze geen zogenaamde meerwaarde bieden.

De auteurs omschrijven overigens nationalisme niet als een gevoelen, maar als een ideologie. Mooi. Voor wanneer de fusie tussen de N-VA en het FDF? Wat dit voorgaande opiniestuk nogmaals bewijst is dat het nationalisme een antisolidaire strekking is. Het deelt de mens in op basis van criteria die onafhankelijk zijn van de vrije wil – zoals taal – om mee aan binnenstaatse, politieke besluitvorming te doen. Nationalisten kunnen dan ook geen dialoog aangaan met mensen die anders zijn, omdat zij geen waarde hechten aan het democratisch debat. Democraten willen anderen overtuigen. Nationalisten willen zich afscheuren van anderen, hun 'verdrukkers' verjagen, een staat oprichten die cultuurhomogeen is. De anderen, die in dit geval niet het geluk hebben op Vlaamse grond geboren te zijn en een andere taal spreken, mogen niet tot de politieke belangengemeenschap behoren. Met hen kan men zogezegd geen democratische dialoog aangaan. Niet wat de andere denkt, maar de persoon zélf is eigenlijk de vijand. Het is precies dat soort denken dat alle mogelijke onheil in de wereld rondstrooit. “Quid N-VA”, inderdaad.

Geen opmerkingen: