zaterdag 12 juli 2008

DE TOEKOMST IS AAN GROTERE GEHELEN

Volgens G. Rachman (« De toekomst is aan de kleine landen », De Tijd, 21.12.2007) is secessie binnen de Europese Unie niet zo erg. Integendeel, zo stelt de auteur, kleine landen zoals Kosovo of morgen misschien Vlaanderen, Wallonië en Schotland zijn de modellen van de toekomst. "Homogene", kleine landen zijn volgens hem concurrentiëler, veiliger en welvarender. De voordelen van groot te zijn – het bezitten van veiligheid en voorspoed – zijn in de moderne wereld, zo stelt Rachman althans, niet meer belangrijk. Sta ons toe te twijfelen aan deze uitgangspunten.

Het kan natuurlijk zijn dat bepaalde kleine landen welvarend of veilig zijn. Maar dit impliceert nog niet dat er een causale band bestaat tussen de twee. Zijn Cyprus, Albanië, Tsjetsjenië, Armenië, Macedonië, Lesotho, Kirgizistan, Somalië of Laos dan zulke prettige plaatsen om te leven? Nochtans gaat het steeds om landen waar minder dan 10 miljoen inwoners zijn – een criterium dat de auteur belangrijk toeschijnt om welvaart te meten.

Het is tevens onwaar dat grotere staten niet meer veiligheid bieden. De Europese Unie is net opgericht om een nieuw en bloedig conflict te voorkomen. In dat opzicht is het vreemd dat de auteur zelfs stelt dat het als klein land niet nodig is om lid te zijn van een internationale militaire organisatie. Zwitserland en Ierland zijn dat ook niet, en die lopen volgens hem geen gevaar op een invasie. Welnu, deze twee landen zijn nooit door een invasie bedreigd geweest. Dat ligt niet aan het feit dat ze klein zijn in de huidige wereld, maar heeft alles te maken met geografische factoren. Ierland kon zo buiten de twee Wereldoorlogen blijven. Zwitserland, omringd door bergketens, heeft sedert de Napoleontische tijd geen enkele inval meer meegemaakt. Het klopt tevens niet dat grote landen vandaag minder expansionistisch zouden zijn omdat het binnenvallen van kleine landen zoals de auteur zegt "tegenwoordig flink pijn kan doen", daarbij verwijzend naar de invasies van Afghanistan en Irak. Wat Afghanistan betreft, volstaat het te stellen dat het Britse wereldrijk in de 19de eeuw dit landje niet wist te veroveren. Kleine landen die een gunstige geografie hebben voor guerilla-oorlogvoering, zoals Viëtnam of Afghanistan ten tijde van de Sovjet-invasie, waren altijd al moeilijk te veroveren. Het klopt overigens gewoonweg niet dat grote staten vandaag minder expansionistisch worden. Wie dat niet gelooft, verwijzen we naar het beleid van de VSA sedert de val van de Berlijnse Muur of het Rusland van Poetin.
Welvaart kan enkel maar gegarandeerd worden door schaalvergroting, niet door schaalverkleining. Het is de taak van bijvoorbeeld de E.U. om daarvoor te zorgen. Als bedrijven en multinationals over landsgrenzen heen fusioneren, moet de democratie zich net aanpassen aan deze dimensies. Het oprichten van nieuwe, kleine soevereine staten staat haaks op deze beweging. Net om concurrentieel te blijven met landen als China, India of de VSA breidt de Europese Unie uit. Het valt ten zeerste te betwijfelen of een Europese "Unie" van een tweehondertal onafhankelijke regiostaten beter opgewassen zal zijn tegen de immense Chinese markt. Ze zal eerder economisch en politiek een appendix worden van het grote Aziatische vasteland – wat ze geografisch trouwens ook is – paradoxaal genoeg om een reden die de auteur zélf aanhaalt. Volgens hem halen grote Aziatische landen hun welvaart niet uit hun binnenlandse, maar wel uit de buitenlandse markt. Loont het voor Aziaten of Amerikanen dan niet de moeite om tientallen kleine micro-economieën tegen elkaar uit te spelen in plaats van op te tornen tegen een politiek en economisch eengemaakt Europa? Maar er zijn nog redenen om de schaal van de democratische besluitvorming, ergo van de staatkundige gehelen, te vergroten. Zo spelen alle echte problemen van de huidige wereld zich op globale schaal af. Denken we in dat opzicht maar aan de verwoestijning, de opwarming van de aarde, de schaarste van bepaalde goederen zoals drinkbaar water, het globale terrorisme, de proliferatie van nucleaire wapens enz. Al deze problemen overstijgen niet alleen de huidige landsgrenzen, maar zelfs de Europese ruimte. In dat opzicht is het streven naar nieuwe soevereine staten zelfs volledig anachronistisch, ja, zelfs absurd.

Kleine landen neigen naar meer homogeniteit, schrijft de auteur. Is dat wel zo? Is het viertalige Zwitserland homogener dan het officieel eentalige China? Zwitserland is bovendien nog groter dan België. Alles is dus erg relatief. Is homogeniteit – wat men daar ook onder moge verstaan – bovendien wel wenselijk? Zoja, waarom dan de Europese eenmaking of de stichting van het nieuwe, multiculturele en meertalige Zuid-Afrika? Is het niet interessanter om vele culturen en visies binnen één staatkundige koepel te verenigen? Overigens zijn kleine en homogene landen als concept zelfs niet haalbaar. In de Europese Unie zijn er maar twee eentalige staten: Ijsland en Portugal. Alle staten zijn multireligieus. Ook al zouden al die landen op taalbasis desintegreren, dan nog zouden de zogezegde "etnische problemen" blijven bestaan. In ex-Joegoslavië reproduceert het Joegoslavisch "probleem" zich nu in elke oude deelrepubliek. Elk Europees land heeft autochtone en allochtone (vaak islamitische) minderheden. Nederland heeft de Friezen en Limburgers, Spanje heeft Basken en Catalanen, Bosnië zit met een lappendeken van religies. Een onafhankelijk Vlaanderen zou overigens nog méér rechten aan Franstalige inwoners moeten toekennen – door een verplichte ratificatie van het zgn. Minderhedenverdrag – dan vandaag, hoe paradoxaal dat ook moge klinken.

Kleine landen zijn, zo heet het voorts, makkelijker om te besturen. Dit is wellicht waar. Maar dictaturen zijn zelfs nog makkelijker om te besturen en toch is deze staatsvorm de slechtst denkbare. Bovendien biedt kleinschaligheid zelfs geen garantie voor goed bestuur. Deze stelling is overvloedig bewezen door de conflicten in Noord-Ierland, Bosnië en Israël.

Rachman verwijst tenslotte naar onafhankelijkheidsstreven als een fantastische marketingtruc. Toerisme en welvaart zou ons te beurt vallen. Alsof een eengebleven Tsjechoslovakije ook maar één toerist minder zou gehad hebben. Niemand, vervolgt de auteur, bekommerde zich om de Baltische staten, maar nu ze onafhankelijk zijn, genieten ze van een identiteit, een imago en buitenlandse investeringen. Welk imago heeft Letland eigenlijk? Weet de auteur dat in die "homogene" staat maar 59% Letten leven? De rest van de bevolking bestaat uit minderheden, zoals (Wit)Russen, Polen of Oekraïners. De toegenomen investeringen in de Baltische staten, hebben overigens niets te maken met hun onafhankelijkheid en nieuw verworven kleinschaligheid, maar alles met de implosie van het communisme. Dat een open markt van honderden miljoenen meer investeringen aantrekt, toont het Chinese "markt-socialisme" aan. Overigens waren de Baltische landen onafhankelijk en zijn ze in 1940 door de USSR gewoonweg geanexeerd. Dat ze nu hun identiteit in zekere zin herbeleven, komt omdat de oude bezetter weg is. Het herenigde Berlijn trekt overigens oneindig meer toeristen dan het oude West-Berlijn, laat staan Oost-Berlijn. Was de eenmaking van Duitsland dan een slechte zaak?

Tot slot nog dit. We léven nota bene in een klein land, derhalve zou het voor taalnationalisten onzinnig moeten zijn om zich op dit soort schrijfsels te beroepen teneinde hun ouderwetse ideologie toch nog op de één of andere manier te kunnen slijten. België is voor de taalnationalisten waarschijnlijk te groot... Waarom ze hun eigen theorie niet doortrekken en ervoor ijveren om de Belgische gewesten en gemeenschappen op te splitsen in nog kleinere entiteiten zoals provincies, arrondissementen, of desnoods graafschappen en vorstendommen – nu we ons toch in de romantiek van 1302 bevinden – is eerder onduidelijk. De stadstaat Antwerpen, het Monaco van het noorden? Als de nationalisten logisch waren, zouden ze die idee zeer genegen moeten zijn...

Geen opmerkingen: