zondag 7 september 2008


Een cover van het weekblad Knack. De bezieler van het Gravensteenmanifest, Etienne Vermeersch, wordt door het Vlaams-nationalistisch establishment de "grootste intellectueel" genoemd. Maar in feite schuilt onder de "progressieve" Gravensteen-dekmantel een nauwelijks verholen oproep naar een homogeen totalitarisme...

VAN GRAVEENSTEEN NAAR TOTALITAIR REGIME?


Volgens het Derde Manifest van de Gravensteengroep (politieke solidariteit: een noodzaak voor democratie, DS 03.07.08) is zonder politieke solidariteit democratisch samenleven onmogelijk. Dit is een ronduit gevaarlijke stelling. De essentie van een democratie is immers niet dat mensen politiek “solidair” zijn, maar wel dat ze op een beschaafde manier verschillende visies kunnen ventileren in verkozen organen. Indien politieke solidariteit werkelijk de hoeksteen was van een democratie, zou dit staatsbestel zichzelf volkomen overbodig maken. Wanneer er immers een categorische plicht opgelegd wordt een bepaalde groep mensen om zich nolens volens, zonder discussie te scharen achter de wil van een andere groep – ook al zijn die met meer – bevindt men zich in een totalitair kader. Op dat moment is er geen congruentie meer van de staat met de bevolking, maar bestaat de bevolking ter wille van politici, wier denkbeelden niet openbaar aangevochten mogen worden.




Volgens de mensen die het manifest onderschrijven zijn meerbepaald de “Franstaligen” in België schuldig aan het verwaarlozen van deze “politieke solidariteit”: ze maken Vlaanderen verdacht bij de Raad van Europa, bij de Verenigde Naties, schilderen Vlaanderen af als een racistische regio enz. Nochtans zijn vanuit politiek Vlaanderen dezelfde geluiden te horen naar Franstalig België toe: de Waalse hangmatcultuur, het blok aan het been dat het zuiden zou zijn, het Franstalige profitariaat. Vele van deze stellingen worden kritiekloos verkondigd, niet alleen door rechtse extremisten, maar ook door traditionele partijen die blijkbaar het V.B. willen bestrijden door hun belangrijkste standpunt (in min of meerdere mate) over te nemen. België is stilaan het schoolvoorbeeld van een vicieuze cirkel van nationalisme: taalimperialisme roept taalnationalisme op en vice versa. Middelpuntzoekende krachten worden systematisch uitgesloten of belachelijk gemaakt. Er is geen enkel ander land ter wereld waar mensen die verdraagzaamheid en samenhorigheid prediken als conservatief en ouderwets bestempeld worden.




Natuurlijk hangt deze ontsporing in grote mate samen met het extreem polariserende effect van ons de facto binaire staatssysteem. De schrijvers van vorig manifest verwijten het Belgische federalisme een gebrek aan respect voor territorialiteitsbeginsel, een gebrek aan respect voor de meerderheidsregel en een manco aan politieke en financiële verantwoordelijkheid vanwege de bewindsvoerders. Dit zijn inderdaad drie kenmerken van een federale staat. De vraag is echter ten zeerste of ze ook andere, even noodzakelijke kenmerken van een federatie zouden aanvaarden, zoals daar zijn multipolariteit, normenhiërarchie, een eengemaakt buitenlands beleid en een herfederalisering van bevoegdheden die in alle federale staten niet gesplitst zijn (denken we in dat opzicht aan buitenlandse handel, landbouw, ontwikkelingssamenwerking, landbouw of sport)? We vrezen dat dit niet het geval is.



De ondertekenaars zeggen geld noch macht noch grond te eisen, maar doen dit in de praktijk wel. Van waar anders de roep om financiële “responsabilisering”? Omvat de Vlaamse deelstaat die zij in een rest-België voor ogen hebben dan geen helder afgelijnd, onaantastbaar grondgebied dat zelfs een heel anderstalig Gewest (het Brusselse) zou annexeren (dat is wat meer grondgebied dan die zes randgemeenten)? Betekent het doorschuiven van bevoegdheden naar de deelstaten dan geen enorme machtsuitbreiding van voornoemde entiteiten? In die zin is het gewoonweg hypocriet om enerzijds te stellen dat de 19de eeuwse natiestaat achterhaald is, en anderzijds België te willen organiseren op basis van twee of drie homogene entiteiten die exact voldoen aan de criteria van een 19de eeuwse natiestaat.


Ook zgn. progressieve regimes begingen en begaan grote gruweldaden. Vervalsing van heden en verleden zijn noodzakelijk om zo'n stelsel in stand te houden. Op de eerste foto zien we Lenin én Trotski. Op de tweede foto is Trotsky weggeveegd.


Voor de goede orde zij het duidelijk dat ondergetekenden geen voorstander zijn van een niet-integratie van Franstalige Belgen binnen het noorden van België door een manifeste taalonwil. Wel zouden we graag willen weten hoezeer er echt sprake is van onwil. In andere meertalige landen immers bestaat er meertalig onderwijs. In België is het onderwijs gesplitst en kan de federale regering geen nationale taalcriteria opleggen. Dit gezegd zijnde, bestaan er enorm veel Franstalige Belgen die moeite doen om zich het Nederlands eigen te maken, in Brussel, maar ook in de zogenaamde immersie-scholen (die nota bene in de Vlaamse Gemeenschap verboden zijn). Maar het is een volkomen illusie om te denken dat de “communautaire problemen” zullen verminderen indien elke Belg de andere landstaal beheerst. Een communautair probleem is immers een vaak gemediatiseerd probleem dat gaat over een communautair twistpunt tussen politici van andere taalgroepen. De kennis van een taal sluit geen verschil van opinie uit. Die verschillen van opinies komen overigens ook voor binnen één-en-dezelfde taalgroep. Ware dat niet zo, dan zouden “Vlaamse” socialisten, liberalen, ecologisten... het over alles eens zijn omdat ze toevallig dezelfde taal spreken.




Men kan zich ook de vraag stellen of de rol van taal bij integratie in een sociaal weefsel wel zulk een determinerend karakter heeft dan sommigen stellen. Als dat werkelijk het geval zou zijn, is het zeer moeilijk om te verklaren waarom de Joegoslavische burgeroorlog (tussen gelijktaligen) plaatsgevonden heeft of waarom mensen die elkaars taal niet spreken – indien ze willen – contact met elkaar zoeken. Denken we in dat opzicht maar aan spelende kinderen die geen “etnisch” onderscheid maken, omdat ze nog niet door een taalnationalistische of racistische ideologie gehersenspoeld zijn. Taal speelt maar een rol indien men wil dat het een rol speelt, of – meer concreet – indien een bepaalde heersende klasse ze gebruikt als instrument tot in- of uitsluiting van een bestaande (deel)staat.




De taalwetten zijn indertijd ingesteld als een mechanisme om sociale achteruitstelling tegen te gaan. Het is dan ook bijzonder ironisch dat vandaag de taalpolitiek van gemeenten als Overijse net dat zal bewerkstelligen. Een heuse segregatie grijpt plaats op basis van taal. Volgens het principe “geen Nederlands-geen grond” worden zwakkeren gewoonweg gediscrimineerd. En dan gaat het niet in de eerste plaats om Franstalige Belgen, maar wel om allochtonen. Achter deze politiek schuilt de weloverwogen intentie van een ronduit racistische, nieuwe burgerij om achter de dekmantel van “sociaal flamingantisme” de Belgische staat en zijn sociale verworvenheden te vernietigen. Daarom moet een taalhomogeen Vlaanderen én een taalhomogeen Wallonië (zie de recente uitlatingen van Reynders, Moureaux e.a. omtrent confederalisme) ontstaan, gestoeld op principes van zelfredzaamheid, lage werkloosheidsuitkeringen, een minimale gezondheidszorg enz. Op Belgisch niveau zijn deze doelstellingen veel moeilijker om te bereiken, gezien de (nog) niet-gesplitste vakbonden die vooralsnog tegengewicht bieden. Een neo-liberaal (i.e. een libertair) Vlaanderen (Wallonië), hard voor de zwaksten zal hand in hand gaan met een actieve politiek van segregatie als diegenen die de volgende staatshervorming voorbereiden hun zin krijgen.



De burgers wordt ondertussen een rad voor de ogen gedraaid door het manifest door en onder elkaar gebruikt, waarin de begrippen federalisme, confederalisme, separatisme en zelfstandigheid naar hartelust door en onder elkaar gebruikt worden. Natuurlijk liggen deze begrippen in Belgische context zeer dicht bij elkaar: het zogenaamde “federalisme” is eigenlijk gewoon een institutionalisering van twee grote nationalismen. Zelfs op de meest manifeste contradicties mag niet worden gewezen: waarom werken al diegenen, ook de ondertekenaars van vorig manifest die zeggen tegen extreem-rechts te zijn actief mee aan de verwezenlijking van de bestaansreden van het Vlaams Belang? Waarom verwerpt men op Belgisch niveau een systeem dat in Brussel werkt? Waarom zouden unitaristen oubollig zijn en “federalisten” niet: willen gematigde federalisten soms ook geen materies herfederaliseren (ergo: “terugkeren naar het verleden”)?



Het echte probleem in België is de manifeste onwil van politici langs beide zijden van de taalgrens om hun eigen regionaal of communautair belang te overstijgen en het algemeen belang te dienen. Op Europees niveau doet men nochtans alle moeite om dit wel te doen. De nationalistische krachten die in België vrij spel hebben, krijgen op Europees niveau de wind van voren, merkwaardig genoeg ook vanwege Belgische politici. In die zin is het heroprichten van meertalige Belgische partijen, van Belgische media, sportbonden enz. helemaal niet oubollig, integendeel. Het is niet omdat er in België drie verschillende talen bestaan dat er geen Belgische natiestaat kan bestaan. Een goed of een beter bestuur is immers niet het monopolie van degenen die zich beroepen op hun aanhankelijkheid op deze op gene taalgroep. Een moderne en efficiënte overheid wordt gebouwd door bekwame en plichtsbewuste politici uit elke taalgroep, uit elke ideologie en overtuiging. Als we dat in België niet bewerkstelligen kunnen, leiden we aan een ernstig beschavingsdeficit.

Geen opmerkingen: